ANODISEERPROCES
Klik hier voor PROCESSCHEMA ANODISEREN
Hieronder beschrijven we de processtappen van het anodiseren:
Maskeren
Delen die niet geanodiseerd mogen worden en/of delen met kritische maten worden afgeschermd (gemaskeerd). Om het betreffende gedeelte te beschermen tegen laagafname bij beitsen (passing) of voorkoming van anodiseerlaag (geleiding).
Ophangen
Ophangpunten zijn noodzakelijk om de producten te kunnen onderdompelen en om elektrisch contact te maken.
Ontvetten
Ontvetten is altijd nodig om de verontreinigingen te verwijderen die op het materiaal zijn gekomen door bewerken, opslag, transport en aanpakken met de handen.
Beitsen
Beitsen is een bewerking die gebruikt wordt om krassen en oneffenheden te maskeren en het oppervlak zijn karakteristieke matte finish te geven. Verder heeft het beitsen een grote invloed op maatveranderingen. Tijdens het beitsen lost aluminium op waardoor de maatvoering verandert. Dit is noodzakelijk bij maatvast anodiseren.
Zuurdip
Na het beitsen blijft een residu van legeringselementen aan het oppervlak achter. Door in een zwak zuur kort te dippen worden deze verwijderd. Vervuiling van het anodiseerbad wordt hiermee voorkomen.
Anodiseren
Tijdens het anodiseren wordt het aluminium kunstmatig geoxideerd. Hierbij wordt het aluminium elektrisch positief geschakeld in een (zwavel)zuur elektrolyt. Door het veranderen van procesomstandigheden, zoals temperatuur, concentratie van het zuur en stroomdichtheid, worden de eigenschappen van de laag beïnvloed.
Kleuren
De nu nog poreuze aluminiumoxide kan goed kleurstoffen opnemen. Door onderdompeling in een (an)organische oplossing het aluminium zijn kleur.
Sealen
Na het anodiseren worden over het algemeen de producten geseald (naverdicht) dit om een optimale corrosiebestendigheid te realiseren.